Gezondheid

‘Neem ook gezondheid mee in discussie over dierwaardige veehouderij’

Kalveren bij de koe zijn niet per definitie gezonder
Kalveren bij de koe zijn niet per definitie gezonder

In de discussie over dierwaardige veehouderij zou niet alleen naar dierwelzijn, maar ook naar gezondheid gekeken moeten worden. 

Dat stelt Ynte Schukken in een opiniestuk in dagblad Trouw. ‘Dieren zijn niet gebaat bij eenzijdig inzetten op wat wij als mensen natuurlijk gedrag vinden’, zegt de directeur van GD en hoogleraar management van diergezondheid van landbouwhuisdieren aan de Universiteit Utrecht en de Wageningen Universiteit. 

Kalf bij de koe vaker ziek

Uit onderzoek van Wageningen Universiteit blijkt volgens Schukken dat kalveren die bij de koe werden gehouden, meer dan twee keer zo vaak ziek waren. Ook zijn kalveren niet per se beter af als ze verplicht langer op het melkveebedrijf blijven. ‘Al jaren zien we dat kalveren op gespecialiseerde kalverbedrijven vanaf jonge leeftijd een drie keer lagere kans op overlijden hebben. Zo zijn er veel meer situaties waarbij een stap voor natuurlijk gedrag een net zo grote stap terug betekent op het gebied van diergezondheid.’

Levensduur corrigeren voor kwaliteit

De GD-directeur pleit ervoor alle zes principes waarop de Raad van Dierenaangelegenheden (RDA) dierwaardigheid baseert, mee te wegen in de discussie over dierwaardige veehouderij. Dat zijn integriteit, goede huisvesting, voeding en gezondheid, natuurlijk gedrag en welzijn. ‘Veel van de voorstellen gaan nu over de integriteit van het dier en het bevorderen van natuurlijk gedrag. Maar een kalf bij de moeder, dat diarree, navel- en longontsteking en een lagere levensverwachting heeft, heeft eigenlijk ook geen dierwaardig leven, of in elk geval geen dierwaardiger leven.’

Schukken doet daarom een oproep om te kijken naar de ‘kwaliteit gecorrigeerde levensduur’. ‘Het is niet eenvoudig om die voor dieren te berekenen, maar wel enorm de moeite waard om dit te proberen. Zo’n aanpak kan de discussie veel inhoudelijker maken en vooral vanuit het dier geredeneerd veel waardevoller zijn.’